Op 29 juni 2020 heeft het ministerie van OCW een brief aan de Tweede Kamer gezonden over de signaleringswaarde (de ‘bovengrens’) die de Inspectie van het Onderwijs heeft ontwikkeld voor bovenmatige reserves bij onderwijsinstellingen en samenwerkings-verbanden. Met deze signaleringswaarde gaat de Onderwijsinspectie de komende jaren werken.
De inspectie heeft een formule ontwikkeld om te berekenen wat een schoolbestuur redelijkerwijs aan eigen vermogen nodig heeft om bezittingen te financieren en risico’s op te vangen. Dit bedrag is het normatieve publieke eigen vermogen. Als het eigen vermogen groter is dan het normatieve eigen vermogen, kan het bovenmatig zijn.
De inspectie kijkt alleen naar het publieke deel van het eigen vermogen. Eventueel privaat vermogen valt dus buiten het bestek van de inspectie. Benadrukt wordt dat het normatieve eigen vermogen geen norm is, maar een startpunt voor een gesprek. Een organisatie kan immers goede redenen hebben om tijdelijk meer eigen vermogen aan te houden. De inspectie gaat de signaleringswaarde gebruiken in het toezicht op de doelmatigheid. Als een bestuur een goede onderbouwing heeft voor een hogere reserve kijkt de inspectie of en hoe uiteindelijk wordt besteed.
Voor samenwerkingsverbanden wordt het normatieve publieke eigen vermogen bepaald volgens de formule:
- 3,5% × totale brutobaten, maar minimaal een risicobuffer van € 250.000, –
Voor besturen in het PO, VO, MBO en HBO is de formule complexer:
- (0,5 * de aanschafwaarde van gebouwen * 1,272)
- plus de boekwaarde van de overige materiële vaste activa
- plus de omvangrijke rekenfactor.
Deze laatstgenoemde omvangrijke rekenfactor is afhankelijk van de omvang van de baten van het bestuur:
- 5% voor besturen met totale baten groter of gelijk aan 12 miljoen euro.
- Onder de 12 miljoen loopt de rekenfactor geleidelijk op van 5% naar 10%.
- Voor kleine besturen waarvan de totale baten minder zijn dan 3 miljoen euro geldt een vaste factor van € 300.000, -.
Het gesprek over het eigen vermogen vindt niet alleen plaats bij besturen die boven de signaleringswaarden uitkomen, maar bij ieder bestuur. De hoogte van het eigen vermogen, en hoe zich dat verhoudt tot de signaleringswaarde, moet terugkomen in het jaarverslag. Dat moet vooral ook thema zijn in de gesprekken tussen het bestuur en belanghebbenden. Daarbij helpt wanneer uw bestuur een eigen risico-inventarisatie beschikbaar heeft waarmee haar noodzakelijk buffervermogen kan worden onderbouwd.
Wilt u meer informatie over dit onderwerp of een risico-inventarisatie neem dan contact op met Jos de Kleijne van AK+, jos@akplus.nl of 06 5396 2650 of uw relatiebeheerder.