AK+ heeft in de afgelopen periode voor een groot aantal samenwerkingsverbanden PO en VO een
risico-inventarisatie uitgevoerd. Onderdeel daarvan is het bepalen van het minimaal noodzakelijke
buffervermogen. Het is gebleken dat samenwerkingsverbanden hierin flink van elkaar verschillen.
Onder andere afhankelijk van:
· of er wel of niet sprake is van een OPDC;
· de aanwezigheid van onzekerheden rondom de leerlingaantallen in de basisgeneratie of de aantallen
SBO- en SO leerlingen;
· aard en omvang van ondersteuningsprogramma’s en hoe hard de toezeggingen daaromtrent zijn;
· de vraag of nog andere specifieke (gemeentelijke) financieringsstromen bestaan;
· de omvang van het aantal medewerkers.
Een aantal samenwerkingsverbanden konden volstaan met een buffervermogen kleiner dan 3,5% maar een aantal anderen zitten er duidelijk boven.